De hulpverlening in veel arme landen komt al zo in het geding dat
grootschalige voedselrellen en politieke onrust dreigen. De eerste
voortekenen daarvan zijn er al in Egypte, Pakistan en Indonesië.
"Ik heb zoiets nog nooit meegemaakt”, zegt de Belg Pascal Joannes
in de jongste editie van The Los Angeles Times. Het hoofd inkoop van voedsel
voor het WFP in Sudan heeft tegenwoordig de grootste moeite om de
hulpverlening te regelen.
Van de hongerige vluchtelingen in de crisisregio Darfur tot schoolkinderen in
het door geweld getraumatiseerde Zuid-Sudan, allen kampen met de haperingen
in de internationale hulp.
De oorzaken van de problemen – goeddeels gevoed door de lage
dollarkoers -, zijn de enorme stijging van prijzen voor brandstof en
grondstoffen, magere oogsten en de groeiende vraag naar biobrandstoffen in
het westen.
Critici hebben al eerder gezegd dat alleen al dat laatste fenomeen tot
ontbossing leidt in Azië en Brazilië, tot stijgende voedselprijzen en
daarmee zelfs tot honger onder de lokale bevolking.
"Op de lokale markt in Sudan betaal ik nu 1160 dollar voor een ton
witte bonen. Dat is waanzin! Twee jaar geleden betaalde ik daarvoor nog maar
235 dollar'', klaagt Joannes.
Verscheidene Afrikaanse en Aziatische landen pompen al veel meer staatsgelden
in de voedselvoorziening en een land als China heeft al verboden
uitgevaardigd op de export van grondstoffen die ze mogelijk nu zelf hard
nodig zullen hebben.
In Afghanistan is de situatie al precair. Steeds minder mensen kunnen
zich goed voedsel veroorloven, waardoor hun gezondheid in gevaar komt.
Aan de andere kant van de wereld, in El Salvador, is er sprake van
ondervoeding door gebrek aan voldoende en goed voedsel, aldus het WFP.
De organisatie komt dit jaar zeker een half miljard dollar tekort en dat
terwijl het aantal hulpbehoevenden alleen maar groeit.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl